| Hoofdstuk 20 |
1 | Een psalm van David, voor den opperzangmeester. De HEERE verhore u in den dag der benauwdheid; de Naam van den God Jakobs zette u in een hoog vertrek. |
2 | Hij zende uw hulp uit het heiligdom, en ondersteune u uit Sion. |
3 | Hij gedenke al uwer spijsofferen, en make uw brandoffer tot as. Sela. |
4 | Hij geve u naar uw hart, en vervulle al uw raad. |
5 | Wij zullen juichen over Uw heil, en de vaandelen opsteken in den Naam onzes Gods. De HEERE vervulle al uw begeerten. |
6 | Alsnu weet ik, dat de HEERE Zijn Gezalfde behoudt; Hij zal Hem verhoren uit den hemel Zijner heiligheid; het heil Zijner rechterhand zal zijn metmogendheden. |
7 | Dezen vermelden van wagens, en die van paarden; maar wij zullen vermelden van den Naam des HEEREN, onzes Gods. |
8 | Zij hebben zich gekromd, en zijn gevallen; maar wij zijn gerezen en staande gebleven. |
9 | O HEERE! behoud; die Koning verhore ons ten dage van ons roepen. |